fixer
(zelfstandig naamwoord) [alg.] hechter, hechtmachine [alg.] puinruimer
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Marc De Coster (2020-2025)
(1993) (< Eng.) (journ.) lokale contactpersoon die een buitenlandse verslaggever of correspondent moet helpen bij het journalistieke werk. Dat kan van alles zijn: vertolken, bemiddelen, gidsen, onderdak zoeken enz. De term wordt wel eens vernederlandst tot ‘fikser’. • Nogal wat buitenlandse journalisten blijken hele praktische z...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. vastmaken, vastzetten, bevestigen, vastleggen, vestigen, fixeren, boeien, blijvend aan zich hechten, prenten [in de herinnering], strak aankijken; binden [lichaam], trekken [aandacht]; vaststellen, bepalen; II. se fixer, zich vastzetten, zich vestigen, zich bepalen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: