Wat is de betekenis van fixer?

2025-07-24
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

fixer

(zelfstandig naamwoord) [alg.] hechter, hechtmachine [alg.] puinruimer

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

fixer

(1993) (< Eng.) (journ.) lokale contactpersoon die een buitenlandse verslaggever of correspondent moet helpen bij het journalistieke werk. Dat kan van alles zijn: vertolken, bemiddelen, gidsen, onderdak zoeken enz. De term wordt wel eens vernederlandst tot ‘fikser’. • Nogal wat buitenlandse journalisten blijken hele praktische z...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Fixer

[Eng.] 1 niet- en spijkermachine; 2 drugsspuiter.

2025-07-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Fixer

I. vastmaken, vastzetten, bevestigen, vastleggen, vestigen, fixeren, boeien, blijvend aan zich hechten, prenten [in de herinnering], strak aankijken; binden [lichaam], trekken [aandacht]; vaststellen, bepalen; II. se fixer, zich vastzetten, zich vestigen, zich bepalen.

2025-07-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

fixer

fixeermiddel.