Wat is de betekenis van Fielding?

2025-07-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Fielding

1° Henry, de grootste Engelsche romanschrijver van de 18e eeuw en een van de grootste der wereldliteratuur; * 1707, † 1754. Zoon van een officier in het leger van adellijke afkomst. Hij studeerde te Eton en te Leiden (1728—’29) in de letteren en de rechten, en verdiende toen zijn kost met het schrijven van tooneelstukken. Een...

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Fielding

('fi:lding) (Henry) Engels romanschrijver. ° 1707, studeerde rechten te Leiden, advokaat te Londen, ✝ 1754 te Lissabon ; schreef o. a. Joseph Andrews (1742), een hekelroman op Richardson’s Pamela, en Tom Jones (1794), zijn hoofdwerk.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Fielding

Henry, Engels schrijver, *22.4.1707 Sharpham Park (Somerset), ♱8.10.1754 Lissabon. Fielding studeerde rechten te Leiden, schreef daarna verschillende blijspelen, had van 1735-37 een eigen schouwburg, begon daarna een advocatenpraktijk en was later vrederechter te Westminster. Als romancier boekte Fielding meer succes dan als toneelschrijver. Hij sc...

2025-07-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Fielding

Fielding (Sara), 1710—1768, romanschrijfster, zuster van Henry F. Zij schreef o.a. David Simpte (1744); The Governess.

2025-07-23
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Fielding

Fielding (Henry), een voortreffelijk Engelsch romanschrijver, geboren den 22sten April 1707 op Sharpham-Park in Somersetshire, behoorde tot het geslacht der graven van Denbigh, die van de Habsburgers afstammen. Hij bezocht de school te Eton en de hoogeschool te Leiden, waar hij in de regten studeerde, en keerde vervolgens terug naar Londen, waar hi...