fictief (fiktief)
[Lat.], bn. en bw., (-tiever, -st), lenkbeeldig, niet werkelijk bestaand maar ter wille van een beschouwing aangenomen: een fictieve winst; een fictieve persoon, niet-lijfelijke rechtspersoon; (handel) — entrepot, dat niet door de overheid afgesloten wordt; (zelfst.) opgeslagen in -, in een particulier pakhuis dat als entrepot geldt.