Wat is de betekenis van fazelen?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fazelen

(fazelde, heeft gefazeld), 1. (gew.) vezelen, rafelen ; 2. (gew.) smijten, gooien : iem. te water fazelen; 3. (Zuidn.) prevelen, fluisteren ; 4. (dievent.) wegnemen, stelen.

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

fazelen

(19e eeuw) (Barg.) stelen. • Fazelen: stelen. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914) (Bargoensche woorden in 1892-94 nog te St. Truiden, Bilsen en omstreken in gebruik) • Als we 't zoue wille fazele, mot er wat aan gedaan worde... (Willem van Iependaal: P...

2025-07-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

fazelen

stelen; afrukken In 1893 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst uit Sint-Truiden in Belgisch Limburg, voor ‘stelen’. Van Bolhuis geeft in 1937 in De Gabbertaal als tweede betekenis ‘afrukken’ en als voorbeeldzin: ‘Lood fazelen van het dak.’ • As ie daar op mot om lood te fazele, ka’je je eige beter ineens an gaan melde bij O...

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

fazelen

fazelen, - fluisteren, vezelen.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Fazelen

FAZELEN, (fazelde, heeft gefazeld), (gew.) rafelen; — (gew.) smijten, gooien: iem. te water fazelen; — (Zuidn.) prevelen.

Gerelateerde zoekopdrachten