Farahilde
Tweestammige Germaanse naam, waarvan het eerste lid terug te vinden is in ons werkwoord varen 'zich voortbewegen, reizen' (Langobardisch fara 'geslacht, gevolg, familie'; het werkwoord komt ook voor in het Oudsaksisch, Oudengels, Oudhoogduits en Gotisch faran, Oudfries fara). Het tweede lid is -hilde 'strijd' (zie -hild-). De heilige Farahilde leef...