Fakir
(<Arab.), m. (-s), Mohammedaanse boetende bedelmonnik ; minder juist maar alg. ook als ben. voor de Brahmaanse yogi’s, inz. met gedachte aan hun bovennatuurlijk schijnende practijken. Ook FAKIER'.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Arab.), m. (-s), Mohammedaanse boetende bedelmonnik ; minder juist maar alg. ook als ben. voor de Brahmaanse yogi’s, inz. met gedachte aan hun bovennatuurlijk schijnende practijken. Ook FAKIER'.
W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)
1 arm, behoeftig; 2 ’n behoeftige; 3 fakir miskin, arm en ellendig; de armen; ik (arme); kefakiran, armoede.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
hindoeïstische asceet. hindoeïstische of soefistische asceet die arm leeft en getraind is om beproevingen te doorstaan en daarom ook soms als artiest beschouwd wordt. Voorbeelden: In Bombay stond een Indiër urenlang op een been en met een Indiaas vlaggetje in de hand te mediteren voor een zege van zijn ploeg. In Madras...
Wiktionary (2019)
fakir - Zelfstandignaamwoord 1. soefistische en soms ook hindoeïstische asceet die vooral voorkomt in India ♢ De natuur schommelt als de tulpen in het sprookjesbos van de Efteling: wanneer de fakir met zijn vliegend tapijt aan de ene kant van zijn tuin is en een magisch liedje fluit, komen er tulpen om...
Pieter Johannes Veth (2003)
fakir [bedelmonnik]. Fakir betekent, volgens Van Dale’s Nederlandse woordenboek, eigenlijk een ‘arme’, dan een ‘mohammedaanse bedelmonnik’, en eindelijk een ‘Indische kluizenaar, die zich op allerhande wijze pijnigt’. Het woord is het Arabische faqîr, en heeft oorspronkelijk alleen de eerste betekenis, maar is, evenals het Perz...
Fink (1998)
De fakir is de dromer zelf, die in de waaktoestand misschien hard voor zichzelf is, of mogelijk ook veel kan incasseren; die op de weg naar het doel zelfs magere tijden op de koop toe neemt.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
ook: fakier (v. Arab. fakir = arm, behoeftig] 1. oorspr.: islamiet die wegens armoede in aanmerking komt voor de bij de wet geregelde weldadigheid; spec.: soefische asceet die vrijwillig afstand doet van alle bezit, zich totaal op Allah verlaat en zijn onderhoud bijeen bedelt; 2. via de islam heeft de term fakir ook ing...
Helen Knopper (1976)
oorspronkelijk een islamitisch asceet die, na zich van alle bezit ontdaan te hebben, bedelmonnik geworden is. In Voor-india is het een hindoeïstisch asceet, die urenlang in de onmogelijkste lichaamshoudingen blijft om boete te doen, of wat discipline betreft tot het uiterste te gaan. Geen echte Yogi of Guru wijdt zich aan F.praktijken, die hem...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: