Ernst
m., g. mv. 1. stemming van de dingen in hun wezenlijke waarde, gedaante of belang te willen beschouwen of te beseffen, gestemdheid die zich afkeert van lichtvaardigheid, spot of scherts: in die tijd was hij altijd van ernst vervuld; in zijn stem klonk ernst; — ook van het uiterlijk dat bij die stemming hoort en van uitingen: ...