Wat is de betekenis van Époux?

2025-07-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Époux

echtgenoot, gemaal, man; les deux époux, de beide echtelieden; futurs époux, bruidspaar; jeunes époux, jonggehuwden.

Gerelateerde zoekopdrachten