Wat is de betekenis van entree?

(<Fr.) v. en o. (-’s). 1. ingang, toegang. 2. handeling en wijze van binnentreden, intrede: zijn entree maken. 3. het recht om binnen te treden: vrij entree; — vand. toegangsprijs (meest onz. gebr.); ook: bedrag dat men moet betalen om lid van een vereniging te worden. 4. (muz.) voorspel, introductie; de eerste dans. 5...

(1984) (< Fr.) (Vlaanderen, inf.) vrouwelijk geslachtsdeel. • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

entree - Zelfstandignaamwoord 1. ingang van een gebouw ♢ De entree was links om de hoek van het gebouw. 2. (maatschappij) entree betalen: het geldbedrag dat betaald moet worden om ergens binnen te mogen

Ook: aankomer Kaart waarmee men indien gewenst aan slag kan komen.

entree - zelfstandig naamwoord uitspraak: en-tree 1. opening waardoor je naar binnen gaat ♢ bij de entree van de bioscoop stond hij te wachten 1. entree betalen [toegangsgeld] ...

Entree - (Fr.) circusjargon voor een scène gespeeld door de betere clowns.

Het eerste deel van de stenen waar het graan tussen de stenen binnen komt en wordt verspreid.

(Fr. entrée, van Lat. intrare = binnengaan, van intra = binnenin, en ire = gaan] 1 toegang, ingang; 2 intrede, binnenkomst; 3 recht van toegang; prijs van toegang (entreegeld, entreeprijs); 4 (cul.) voorgerecht (na de soep en vóór het hoofdgerecht); ...

toegang; voorspel (muz.); voorgerecht; toegangsprijs