Engelsman
m. (mv. Engelsen), 1. persoon die uit Engeland geboortig is. 2. Engels schip.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
man uit Engeland. man met de Engelse nationaliteit; man die behoort tot het Engelse volk; man die afkomstig is uit Engeland; inwoner van Engeland. In het meervoud ook in toepassing op het volk en, meestal in het meervoud, in toepassing op vertegenwoordigers van een nationale sportploeg of andere groep. Voorbeelden: Wat verder...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
1) (1906) (Barg.) Engelse sleutel. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • De dingen die ‘de jongens van de vlakte’ veel bezig houden, hebben velerlei namen. Sleutels b.v. worden onderscheiden naar de vorm in bovenkruis, onderkruis, middendek, dopkien, kaskien (kien is 't algemene woord voor sleutel), Engelsma...
Wiktionary (2019)
Engelsman - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) iemand die in Engeland woont ♢ De handelaar was een Engelsman. Woordherkomst samenstelling van Engels en man
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: