Wat is de betekenis van Engelsman?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Engelsman

m. (mv. Engelsen), 1. persoon die uit Engeland geboortig is. 2. Engels schip.

2025-07-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Engelsman

man uit Engeland. man met de Engelse nationaliteit; man die behoort tot het Engelse volk; man die afkomstig is uit Engeland; inwoner van Engeland. In het meervoud ook in toepassing op het volk en, meestal in het meervoud, in toepassing op vertegenwoordigers van een nationale sportploeg of andere groep. Voorbeelden: Wat verder...

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Engelsman

1) (1906) (Barg.) Engelse sleutel. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • De dingen die ‘de jongens van de vlakte’ veel bezig houden, hebben velerlei namen. Sleutels b.v. worden onderscheiden naar de vorm in bovenkruis, onderkruis, middendek, dopkien, kaskien (kien is 't algemene woord voor sleutel), Engelsma...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Engelsman

Engelsman - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) iemand die in Engeland woont De handelaar was een Engelsman. Woordherkomst samenstelling van Engels en man

2025-07-28
Jargon & Slang van Havenarbeiders

Marc de Coster (2017)

Engelsman

Engelsman - bepaalde knoop ter verkorting van een strop.

2025-07-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Engelsman

in engere zin: een bewoner van Engeland; in ruimere zin: iemand van Britse afkomst.

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

Engelsman

Engelse, inwoner van Engeland.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Engelsman

(Barg.) Engelse sleutel.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Engelsman

s., Ingelsman, pl. Ingelsken.