Wat is de betekenis van Engels, (taalkunde)?

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Engels, (taalkunde)

I. bn., van, uit Engeland; van, behorend tot de Engelsen of hun taal: het Engelse flegma; een engels, woord; de Engelse literatuur; (predik.) dat is echt engels,; Engelse klink, een bijzondere steek in een touw; Engelse mijl, 1609 m; Engelse naad, platte dubbele naad; Engelse sleutel, schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naargelan...