Embouchure
(Fr.), v. (-s), 1. mond (van een rivier, van een kanon enz.). 2. mondstuk (van een blaasinstrument); — een goede embouchure hebben, een blaasinstrument wel weten aan de mond te zetten om zuiver en goed te blazen.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), v. (-s), 1. mond (van een rivier, van een kanon enz.). 2. mondstuk (van een blaasinstrument); — een goede embouchure hebben, een blaasinstrument wel weten aan de mond te zetten om zuiver en goed te blazen.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr., van en = in, en bouche = mond, van Lat. bucca = kaak, wang] monding (v. rivier, kanon e.d.); mondstuk van blaasinstrument, wijze van aan de mond zetten van blaasinstrument.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
S. van Ameringen (1962)
1. de constructie van het mondstuk van een blaasinstrument; 2. de combinatie van lipstand. tongstand e.d. die voor het voortbrengen van een toon op een blaasinstrument nodig is.
Jacon Kramers Jz (1948)
(Fr.) v. 1 mond van een rivier, van een kanon enz.; 2 mondstuk van een blaasinstrument; 3 geschiktheid der mondstelling voor het blazen van een instrument; een goede ~ hebben, een blaasinstrument goed kunnen aanzetten en blazen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: