Wat is de betekenis van Embouchure?

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Embouchure

(Fr.), v. (-s), 1. mond (van een rivier, van een kanon enz.). 2. mondstuk (van een blaasinstrument); — een goede embouchure hebben, een blaasinstrument wel weten aan de mond te zetten om zuiver en goed te blazen.

2025-07-21
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Embouchure

[Fr., van en = in, en bouche = mond, van Lat. bucca = kaak, wang] monding (v. rivier, kanon e.d.); mondstuk van blaasinstrument, wijze van aan de mond zetten van blaasinstrument.

2025-07-21
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Embouchure

mond van een rivier; mondstuk van een blaasinstrument

2025-07-21
Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

embouchure

1. de constructie van het mondstuk van een blaasinstrument; 2. de combinatie van lipstand. tongstand e.d. die voor het voortbrengen van een toon op een blaasinstrument nodig is.

2025-07-21
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Embouchure

mondstuk van een blaasinstrument; mond van een rivier.

2025-07-21
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Embouchure

mondstuk; aanzetting [v. instrument]; opening; uitmonding, mond [v. rivier].

2025-07-21
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Embouchure

(Van Fr .Douche, mond), (muz.) mondstuk van een blaasinstrument.

2025-07-21
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

embouchure

(Fr.) v. 1 mond van een rivier, van een kanon enz.; 2 mondstuk van een blaasinstrument; 3 geschiktheid der mondstelling voor het blazen van een instrument; een goede ~ hebben, een blaasinstrument goed kunnen aanzetten en blazen.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

embouchure

v. embouchures (Fr. mond v. e. rivier, e. kanon enz.; mondstuk v. e. blaasinstrument).