Wat is de betekenis van emaneren?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Emaneren

(emaneerde, heeft en is geëmaneerd), (<Fr.), uitvloeien, uitgaan, afkomstig zijn; een Koninklijk Besluit emaneert uit een wetsartikel, vloeit daaruit voort.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

emaneren

emaneren - Werkwoord 1. voortvloeien, voortkomen uit 2. uitstralen, uitstoten Woordherkomst afgeleid van het Franse émaner (met het achtervoegsel -eren) Verwante begrippen emitteren

2025-07-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Emaneren

[Lat. e-manare, e-manatum = uitvloeien] uitvloeien, afkomstig zijn, uitgaan.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Emaneren

uitvloeien; afkomstig zijn

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Emaneren

uitvloeien, uitstromen; afkomstig zijn.

2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

emaneren

uitvloeien, uitgaan; afkomstig zijn; doen uitgaan.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

emaneren

(emaneerde, heeft geëmaneerd) [Fr. < Lat. emanare d. i.] 1. Eig. uitvloeien, uitstromen, uitstralen. 2. Metf. afkomstig zijn, uitgaan: dat besluit emaneert van hem.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Emaneren

[Fr., uitgaan] (emaneerde, heeft en is geëmaneerd), uitvloeien, uitgaan, afkomstig zijn: een Koninklijk Besluit emaneert uit een wetsartikel, vloeit daaruit voort.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)