Wat is de betekenis van Eender?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eender

I. bn., de-, hetzelfde, gelijk: dat is eender; vogels van eender veren; geen twee mensen zijn eender; twee eendere vaasjes; dat is mij eender, hetzelfde, ik maak geen verschil, heb geen voorkeur; ’t is eender wat, om het even wat; II. bw., op dezelfde wijze: zij zijn eender gekleed; hij deed het net eender.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eender

eender - Bijvoeglijk naamwoord 1. er sterk op gelijkend Dat land heeft op dat punt een eendere wetgeving. Synoniemen dergelijkend

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eender

eender - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: een-der 1. precies zoals iets of iemand anders ♢ Jan maakte een salto en Gina deed net eender Bijvoeglijk naamwoord: een-der de/het eendere ... ...

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

eender

(bw.) - eender welk, om het even welk, welk... ook. Van de studenten in het middelbaar onderwijs, die hun fiets in eender welk politiebureel moesten laten herkeuren, daagde zelfs 30 procent niet op. - GvA, 14-08-2002.

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

eender

1. Als bnw. (De)zelfde, (het)zelfde; gelijk. Geen verdere inmenging is vooralsnog geboden. Doch zoals gezegd, zal hij morgen nog eens overkomen. Ja, omtrent het eendere uur, TEIRLINCK 1952, 2, 98. Hij komt alleen op zaterdag, op het eender uur in de middag, vóór de mahoniehouten schrijftafel zitten, TEIRLINCK 1952, 2, 114. Dan bez...

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eender

adv.; net —, krektsa, krekt en allyk.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eender

bn., bw. (de-, hetzelfde; gelijk): die vaasjes zijn eender; hij zei het net eender; zij zijn eender gekleed, het is mij totaal eender, gelijk; gmz.

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eender

('e:ndər) 1. bn. van dezelfde aard, dezelfde soort : mensen zijn overal ; een kleed; 't is allemaal -, het komt op hetzelfde neer. 2. bw. op gelijke wijze : ik had juist gedacht.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eender

I. bn., de-, hetzelfde, gelijk: vogels van eender veren; geen twee mensen zijn dat is mij eender, hetzelfde, ik maak geen verschil, heb geen voorkeur; II. bw., op dezelfde wijze: hij deed het net eender; (gew.) eender wie, eender wat, eender welk(e), wie ook, wat ook, welk(e) ook.