Dun
I. bn. bw. (-ner, -st), 1. (van vlakke voorwerpen en staafvormige lichamen), waarvan de kleinste afmeting, de omvang of de doorsnede klein is : dun papier, dunne stof, dun glas, dun garen; een dunne twijg; een dun straaltje water-, van het lichaam en zijn delen: een dun middel; vand. : maak je niet dik, want du...