Duimelot
m. (-ten), 1. duimeling (2.); 2. (in kinderversjes) duim : naar bed, naar bed, zei duimelot.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-ten), 1. duimeling (2.); 2. (in kinderversjes) duim : naar bed, naar bed, zei duimelot.
Marc de Coster (2007)
kinderachtige jongen of meisje. Eigenlijk: iemand die op zijn duim zuigt. Bekend van het kinderversje ‘Naar bed, naar bed, zei Duimelot. Eerst nog wat eten, zei Likkepot’. Bij de dichter Ten Kate heeft het woord nog een vriendelijke betekenis: ‘Een kleine duimelot Laadde één, twee, drie zijn blaaspijp vol.’ He...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-ten), 1. afgeknipte duim van een handschoen; 2. (in kinderversjes) duim: naar bed, naar bed, zei duimelot.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: