Wat is de betekenis van doopsgezind?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doopsgezind

bn., de Doopsgezinde Gemeenten, een Nederlandse Hervormde sekte welke onder meer de doop aan volwassenen voor alleen geoorloofd en de eed voor ongeoorloofd houdt (eertijds volgelingen van Menno Simonsz.); de Doopsgezinde Kerk ; hij is Doopsgezind ; — zelfst. : DOOPSGEZIN'DE, m. en v. (-n).

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doopsgezind

doopsgezind - Bijvoeglijk naamwoord 1. behorend tot het kerkgenootschap dat mensen pas doopt op de volwassen leeftijd Maar parodieën ten spijt, de multiculturele samenleving is een feit. Onze huidige ontzuilde samenleving kent vele groepen, van Fries tot Brabo, die in culturele zin meer verschillen dan een...

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doopsgezind

adj., Minniste, Dopersk.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Doopsgezind

1. bn. (een Protestantse gezindte aanhangend, die meent, dat de doop eerst aan volwassenen toegediend behoort te worden); 2. -e, m. en y. -n; zie Menist.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

doopsgezind

('do:ps) bn. van, betreffende, aanhangend een protestantse gezindte, die meent dat de doop eerst aan volwassenen toegediend behoort te worden.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doopsgezind

(het accent wisselt), bn., 1. de Doopsgezinde Gemeenten, een protestants kerkgenootschap (broederschap); 2. behorende tot de genoemde gemeente of gezindte of daarop betrekking hebbend; doopsgezinde liederen. De doopsgezinden, opgekomen in de tijd van de 16e-eeuwse Reformatie, braken volledig met de gebruiken in de Rooms-Katholieke Kerk, die huns...

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Doopsgezind

DOOPSGEZIND, bn. de Doopsgezinde Gemeenten, Nederlandsche sekte (met enkele vertegenwoordigers in Duitschland, Rusland en Amerika) welke onder meer den doop aan volwassenen voor alleen geoorloofd en den eed voor ongeoorloofd houdt (eertijds volgelingen van Menno Simonsz.); de Doopsgezinde kerk; hij is Doopsgezind. DOOPSGEZINDE, m. en v. (-en).

2025-07-23
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)