Wat is de betekenis van Döring?

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

doring

skerp prikkel aan sekere plante; staatmaker; bron van ergernis; angel, garend (vyl).

2025-07-24
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Döring

(ook: Döringck of Doring), Matthias, Duitsch Minderbroeder-Conventueel; * tusschen 1390 en 1400 te Kyritz in Brandenburg, ♰24 Juli 1469 aldaar. Doceerde vóór 1431 theologie te Erfurt en in 1446 te Maagdenburg. Was provinciaal van de Saksische provincie en tegenstander van de Observanten. Sloot zich op het Concilie van →>...

2025-07-24
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Döring

Döring - (August), Duitsch wijsgeer, geb. 1834, hoogleeraar in Berlijn. De filosofie is „Güterlehre”, de wetenschap van de algemeen geldende waarden. Een „goed” is iets, dat waarde heeft, doordat het lust verwekt of een behoefte bevredigt. De ethiek moet onafh. van metafysika en religie „op menschelijken grondslag” gefundeerd worden. Geschriften: D...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Döring

Fritz, zie Busse, Karl.

2025-07-24
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Döring

Döring (Theodor), een uitstekend Duitsch tooneelspeler, geboren te Warschau den 9den Januarij 1803, was bestemd voor de studie der godgeleerdheid, bezocht een gymnasium te Berlijn, en wijdde zich vervolgens aan den handel. Hij geraakte er voorts in kennis met den directeur van het liefhebberijtooneel „Urania” en bezocht gedurig den hofschouwburg. N...