Doblar
verdubbelen, tweemaal nemen; dubbel vouwen, dubbel leggen; omslaan (bladen); buigen, krommen; omvaren, omzeilen, doubleren (een kaap e.d.); doblar la esquina, de hoek omslaan; de doodsklok luiden; doblarse, zich buigen, zich krommen, bukken; bezwijken voor overreding of geweld.