dikke nek
(1979) (Vlaanderen, scheldw.) arrogant persoon; iemand die naast zijn schoenen loopt; een branieschopper; dikdoener. Ook wel: diknek*. Vgl. arro*; egomaan*; Jan* mijn kloten; kaaslul*; kakhans*; professor* van Leipum. • Daar kwam die dikke nek van Leuven de boeren uit de hoogte hun plicht voorhouden voor de katholieke staatspartij te stemmen....