Wat is de betekenis van dikbast?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dikbast

m. en v. (-en), (plat) dikbuik.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

dikbast

(18e eeuw) (scheldw.) iemand met een dikke buik. • De dood Ziet u uit de oogen, ô Dikbast! vol van smert. (Jan van Elsland: Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen. 1738) • … alhem, toegenaamt den grooten Dikzak, of den Dikbast… (Bernard Picart: Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plic...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dikbast

m. (-en), (plat) dikbuik.

Gerelateerde zoekopdrachten