Wat is de betekenis van Dik (zn)?

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dik (zn)

zn. o. (g. mv.), 1. bezinksel in een aftreksel: van koffie, van chocolade; prut, dik van lijnen raapolie; 2. wat dik (dikvloeibaar of vast) is: door en dun gaan, (eig.) door modder en plassen gaan, (fig.) op zijn doel afgaan, zonder op hindernissen te letten, of iets te ontzien; met de minister door dik en dun meegaan, hem volgen, steunen, hoeve...