Dief
m. (dieven), 1. iemand die steelt, hetzij bij een bepaalde gelegenheid of bij herhaling: de dief heeft zich door inbraak toegang weten te verschaffen ; is de dief van dat geld al bekend?; die dame is bang voor dieven; houdt de dief! vgl. boterdief, wilddief, houtdief ; — (spr.) wie eens steelt, is altijd een dief, wie eenmaal een zekere fout...