Dēsigno
(1); 1. eig., aanduiden, afbakenen, aangeven, aanwijzen; praegn., tekenend (bordurend, wevend) schetsen, afbeelden. 2. overdr., aanduiden, doelen (op). | in ’t bijz., voor de dag brengen, in ongunstige zin = aanrichten, stichten, quid non ebrietas designat? Hor., modo quid designavit, Ter.; inrichten, regelen; alqm, voor...