Demander
I. (aan)vragen, verzoeken; eisen, vorderen, vergen; laten komen [dokter]; vragen naar, te spreken vragen; bestellen; demander une faveur, om een gunst vragen; demander son chemin, (naar) de weg vragen; demander à boire, te drinken vragen; il demande à entrer, hij vraagt of hij mag binnenkomen; il vous demande d'entrer, hij vraagt...