Wat is de betekenis van Dege, Ter?

2025-07-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Dege, Ter

Dege, Ter-, TER DEEG, bijw. zoo als het behoort; goed; geducht; hij heeft hem - de waarheid gezegd. *-LIJK, bn. (-er, -st), braaf, geschikt, echt; op geschikte -, brave wijze; een - mensch, een innig eerlijk-, gemoedelijk mensch; ik meen het -, waarlijk; geef mij toch eindelijk eerst een - (goed, groot) stuk. -HEID, v. gmv. gemoedelijkheid; geschik...