Wat is de betekenis van deemstering?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deemstering

v., duisternis; het vallen van de avond.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deemstering

deemstering - Zelfstandignaamwoord 1. de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt     ♢ De deemstering komt vroeg in de winter. 2. tussen licht en donker, op de tijd van de dag waarop het licht dan wel donker wordt     ♢ Door de deemstering kon hij enkel de v...

2025-07-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

deemstering

schemering Op een nazomeravond is mijn moeder gestorven. Het venster van haar kamer stond wijd open. De deemstering in de tuin was vervuld met de paarse schemer der asters en boven de sloten hing onbeweeglijk een lichte, als met het penseel getrokken doom. (Hubert Lampo, Terugkeer naar Atlantis) Omdat wij hier opgesloten zitten op...

2025-07-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

deemstering

Duisternis; schemering; - ook fig.: ondergang, verval; debacle, inzinking enz. Daar viel iets met donderend geraas op de grond... In de halve deemstering zag hij niet dadelijk wat, LANGENS 1947, 41. Daar begon er één een angstig uitgerekt gehuil door zijn schorre keel te jagen, waarop twee drie anderen en dan een ganse kudde daar ben...

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

deemstering

v. het deemster worden, avondschemering.

2025-07-26
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

deemstering

deemstering geleed woord, alleen in België of Nederland Zie: deemster

2025-07-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)