Das, (kleding)
v./m. (-sen), 1. halsdoek: een omdoen, omknopen; vandaar strop; (fig. zegsw.) dit heeft hem de das, omgedaan, dit was de aanleiding tot zijn straf, zijn dood enz.; 2. ineengenaaide, om de hals of aan het boord bevestigde strik: een boord en zwarte dragen.