Wat is de betekenis van crashen?

2025-07-24
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

crashen

(werkwoord) [luchtv.] neerstorten, te pletter slaan, verongelukken - Het vliegtuig stortte neer in het gebergte. [ict] vastlopen, platgaan - Het netwerk raakte overbelast en ging plat. [fin.] bankroet gaan, onderuit gaan - In de financi?le crisis is menig bedrijf bankroet gegaan. [verkeer] knallen, klappen, botsen - Hij verloor de macht...

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

crashen

1) (2000+) (jeugd) slapen. Zie ook: crashplek*. • Ik ga crashen. Tabee. (Renate Dorrestein: Echt sexy. 2007) • (Prisma miniwoordenboek. Drop je lyrics. 2008) • Marjo besloot nog te blijven, Rinse woonde bij Roxy en Jade om de hoek en ik had zo”n vermoeden dat ze bij hem zou crashen. (Welmoed Barendsen: Sjaars. Beleve...

2025-07-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

crashen

crashen - Werkwoord 1. ernstig verongelukken 2. bankroet gaan Woordherkomst afgeleid van het Engels

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

crashen

crashen - regelmatig werkwoord uitspraak: krè-sjen 1. failliet gaan ♢ het bedrijf van mijn broer is gecrasht 2. totaal beschadigd of vernield raken ♢ het vliegtuig crashte op de luchthaven van T...

2025-07-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Crashen

[Eng. to crash] 1 een crash meemaken; 2 (comp.) vastlopen van een programma, het besturingssysteem of een hardware-onderdeel van een computer.

2025-07-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Crashen

neerstorten; botsen; bankroet gaan; uitvallen van computers

2025-07-24
Signalement van nieuwe woorden

Riemer Reinsma (1975)

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten