constant (konstant)
[➝Lat. constans], bn. en bw. (-er, -st), vast, onveranderlijk: een constante grootheid, waarde; constante kosten; bestendig, zichzelf gelijk: de toestand blijft standvastig, onbuigzaam: — op zijn stuk blijven staan; voortdurend: hij houdt me voor de gek.