confragosus
confragósus (-a, -um), - van Lat. con, hier versterkend voorv.; fragŏsus [van frangĕre (stam frăg), breken], vol breuken, oneffen: bobbelig, oneffen.
Dr. C. A. Backer (1936)
confragósus (-a, -um), - van Lat. con, hier versterkend voorv.; fragŏsus [van frangĕre (stam frăg), breken], vol breuken, oneffen: bobbelig, oneffen.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
hobbelig, oneffen; neutr. plur. subst. = hobbelige, oneffen plaatsen, | overdr., bezwaarlijk, lastig.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: