Cōmoedĭa
ae, f. comedie, blijspel.
M.J Koenen en dr. Van Anrooy (1920)
beteekent eigenlijk het gezang van een vroolijke schare bij de Dionysusfeesten. Daaruit ontwikkelde zich mettertijd de comedie, het blijspel, dat vooral te Athene tot grooten bloei kwam; zie: Aristophanes, Menander en Epicharmus.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)
Comoedia - κωμῳδία. De uitgelaten vroolijkheid, die bij de Dionysusfeesten placht te heerschen, uitte zich o. a. ook in kunstelooze liederen, waarin zij, die aan het feest deelnamen, elkander en anderen vrijmoedig, dikwijls op zeer ruwe wijze, plaagden en bespotten. Uit deze liederen ontwikkelde zich mettertijd, onder de...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: