Wat is de betekenis van Cochlea?

Gewonden buisvormig orgaan in het rotsbeen aansluitend op het middenoor; bevat het gehoororgaan; ook genoemd slakkenhuis In het middenoor worden luchttrillingen opgevangen door het trommelvlies en met behulp van drie middenoorbeentjes versterkt doorgezet op het ovale venster, dat de middenoorholte scheidt van het met vloeistof gevulde binnenoor. De...

(v.), syn. slakkenhuis; het gduidwaamemend orgaan dat gdegen is in het rotsbeen en dat in twee-en-een-halve winding is opgerold. De cochlea vormt organisch één geheel met het evenwichtsorgaan:, -retro cochleair, gehoorzenuw en hoorcentrum in de hersenen

in inwendig oor, ➝ slakkehuis.

Lat. voor slakkenhuis, zie aldaar.

cochlea, slakkenhuis uit het binnenoor; bijv. nw. cochlear.

Cochlea - beenig kanaal in den vorm van een slakkenhuis, waarin het vliezige labyrint; dit laatste bevat het orgaan van →Corti. →Oor.

slakkenhuis van het inwendige oor, zie Oor.

(Lat.), slakkenhuis, een deel van het oorlabyrinth; cochlearis, tot het slakkenhuis behoorend (zie N. cochlearis).

(Lat.), slakkenhuis, een deel van het oorlabyrint; cochlearis, tot het slakkenhuis behorend (zie N. cochlearis).