Wat is de betekenis van canus?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

canus

(1950) (Oost-Vlaanderen, Barg.) Belgische frank; geld. 'Een slechte canus in iemands femen foefelen': iemand met een valse frank opzadelen. • Canus. Ontleend aan het Bargoens van St. Niklaas. Te St. Niklaas bestaat de uitdrukking: “Ne slechte canus in iemands femen foefelen”: een slechte frank in iemands handen steken. De grandige...

2025-07-29
Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

canus

canus (-a, -um), - (Lat.) grijs, grijsharig.

2025-07-29
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Cānus

grijs,lichtgrijs, asgrauw ; subst., cani, orum, m. grijs haar, Cic. | poët., meton., grijs = oud.

2025-07-29
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Canus

Canus (Melchior) of Cano, een Spaansch Dominicaner monnik en hoogleeraar in de godgeleerdheid te Salamanca, werd geboren in 1523 te Taranyon bij Tolédo, bevond zich ten tijde van paus Paulus III op het Concilie van Trente, werd in 1552 bisschop van de Canarische eilanden, en overleed in 1560 te Tolédo als provinciaal van Castilië. Hij verwierf groo...