Wat is de betekenis van Bruch?

2025-07-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Bruch

[broeg], Max (1838-1920), Duitse componist en dirigent van de laat-romantische richting. Hij schreef koorwerken, oratoria en een opera. Het meest bekend is zijn vioolconcert in g-mol.

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Bruch

1. breuk; afval, rommel; steengroeve; eikentakje; in die Brüche gehen, in duigen vallen; ten einde zijn; Bruch machen, zu Bruch fahren, stukken maken; in Bruch sein, aan lager wal zijn; in Bruch gehen, stukgaan. 2. broekland, moerassig land. 3. broek (pantalon).

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bruch

Max, Duits componist en dirigent, *6.1.1838 Keulen, ♱2.10.1920 Friedenau (bij Berlijn). Bruch studeerde bij Hiller en Carl Reinecke in Keulen en werd daar in 1858 docent aan het conservatorium. Hij vervulde vele functies, o.a. kapelmeester van de vorst van Schwarzburg-Sondershausen (1867-70), dirigent te Liverpool (1880) en Breslau (1883) en docent...

2025-07-25
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Bruch

Bruch (Max), een uitstekend Duitsch com­ponist, werd geboren te Keulen den 6den Januarij 1838. Reeds vroeg toonde hij grooten aan­leg voor de muziek. Nadat hij aanvankelijk van zijne moeder eenig onderwijs in het klavierspel ontvangen had, hield hij onder de leiding van Breidenstein te Bonn zich bezig met de har­monieleer, werd kweekeling van de Mo...