Wat is de betekenis van broekschijter?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Broekschijter

m. (-s), lafaard.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

broekschijter

(1900) (ook: broekkakker, broekpisser, broekpoeper, broekzeiker) (scheldw.) lafaard, bangerik. Letterlijk: iemand die in zijn broek doet (van de angst). Vgl. Zuid-Afrikaans ‘broekskijter’ (Taco De Beer & Dr. E. Laurillard: Woordenschat. 1899). ‘Broekschijter’ wordt ook liefkozend gebruikt tegen een klein kind (zie citaat...

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Broekschijter

m. (-s), lafaard, lafbek.