brimstig
(19e eeuw) (oorspr. Zeeuws en/of Fries?) somber, treurig; korzelig, nors; ongedurig; weerbarstig. Variant van bremstig (bronstig). Een oud woord dat opnieuw populair werd gemaakt door Wim T. Schippers in 'We zijn weer thuis'. Volgens hem afgeleid van het Engelse 'brimfull', dat zoiets als 'boordevol' betekent. Sc...