Breeuwer
m. (-s), iemand die breeuwt; (spr.) mijn vader is geen breeuwer. ik laat mij het werk (woordspeling) niet uit de hand nemen, (breeuwer is ook verbasterd uit bremer).
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), iemand die breeuwt; (spr.) mijn vader is geen breeuwer. ik laat mij het werk (woordspeling) niet uit de hand nemen, (breeuwer is ook verbasterd uit bremer).
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
m. breeuwers (eig. iem., die breeuwt, inz. scheepstimmerman, die het breeuwen verstaat en als beroep uitoefent): zegsw. mijn vader is geen breeuwer (of: bremer) met de bijvoeging: ik laat mij het werk (woordspeling: werk = uitgeplozen touw) niet uit de hand nemen, ik maak af, waarmee ik begonnen ben.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), iemand die breeuwt, m.n. de scheepstimmerman die het breeuwen als specialiteit uitoefent; (zegsw.) mijn vader is geen (of: bremer), ik laat mij het werk (= uitgeplozen touw) niet uit de hand nemen, ik maak af waarmee ik begonnen ben.
J.H. van Dale (1898)
BREEUWER, m. (-s), iemand die breeuwt; (spr.) mijn vader is geen breeuwer, ik laat mij het werk niet uit de hand nemen. (Breeuwer is verbasterd tot Bremer).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: