Wat is de betekenis van bouwheer?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bouwheer

m. (...lieren), stichter, opdrachtgever van gebouwen, inz. van kerken, paleizen enz.; de grote bouwheer des heelals, de Schepper.

2025-07-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bouwheer

iemand die laat bouwen. iemand die de opdracht geeft tot de constructie van een bouwwerk; iemand die laat bouwen. Voorbeelden: De Woningbouwwet (Wet van 9 juli 1971) beschermt in het bijzonder de bouwheren die op plan een sleutelklaar huis of appartement kopen of laten bouwen indien de klant geldstortingen moet doen vooraleer de woon...

2025-07-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

bouwheer

opdrachtgever van een bouwproject (formeel) Vooraleer het Scheldewater eind april de sluis zal vullen, zette de bouwheer van de grootste sluis ter wereld nog een laatste keer de deuren van de indrukwekkende werf open voor het publiek (Het Laatste Nieuws) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 5

2025-07-26
Lexicon Energiemarkt

Jean-Paul Pinon (2003)

Bouwheer

Elke natuurlijke of rechtspersoon die beslist werken te verwezenlijken, die het ontwerp ervan al dan niet bestudeert of doet bestuderen en de uitvoering ervan als dan niet aan een aannemer toevertrouwt (Raadplegings-KB Gas). Om aan deze definitie te beantwoorden is het voldoende te besluiten tot het uitvoeren van werken. de kwalificatie van bouwhee...

2025-07-26
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Bouwheer

is de opdrachtgever of principaal voor een bouwwerk. Bij bouwwerken van belangrijke omvang staat tussen bouwheer en aannemer nog een architect of ingenieur, bij kleine staat eerstgenoemde rechtstreeks in relatie tot de aannemer.

2025-07-26
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Bouwheer

Degene, die een huis laat bouwen.

2025-07-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Bouwheer

Bouwheer - of principaal is hij, die opdracht geeft tot het maken van een gebouw en voor wiens rekening gebouwd wordt. Deze benaming wordt in het bijzonder gebezigd, zoodra men de verhouding van den opdrachtgever tot architect en aannemer op het oog heeft (zie over deze verhouding ook Woonhuis). De b. stelt het bouwprogramma op. Namens den b. gesch...

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bouwheer

m. (...heren) iemand die iets laat bouwen. Tgst. bouwmeester.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bouwheer

Bouwheer noemt men den lastgever voor den bouw, soms den eigenaar en toekomstigen bewoner, soms den verhuurder der te maken gebouwen.