Wat is de betekenis van bosmier?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bosmier

v. (-eu), gewone mier (Formica rufa).

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bosmier

bosbewonende mier. mier die leeft op een open plek in of aan de rand van een bos waar hij samen met andere mieren koepelnesten bouwt. Voorbeelden: Door zich te voeden met bepaalde insecten en andere ongewervelde dieren speelt de bosmier een sleutelrol in het voorbestaan en de kwaliteit van onze bossen. http://www.ivn.nl/kleinekanj...

2025-07-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bosmier

bosmier - zelfstandig naamwoord uitspraak: bos-mier 1. rode mier, die in het bos voorkomt ♢ deze bosmieren kunnen gemeen bijten Zelfstandig naamwoord: bos-mier de bosmier de bosmieren...

2025-07-24
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Bosmier

is de grootste van onze gewone mieren. In dennenbossen, waar zij kegelvormige strooiselnesten van groter of kleiner afmeting bouwen (z. Formica).

2025-07-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bosmier

s., sprok, sprokkelder.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bosmier

v. (-en) gewone mier.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bosmier

v./m. (-en), Formica rufa, mier met een lengte van 9 mm, die vooral in loofbomen voorkomt. zie mieren.