Wat is de betekenis van boottocht?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boottocht

m. (-en), reis per boot, inz. in verkleinv.: een boottochtje, een pleizierreis per stoomboot.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

boottocht

boottocht - Zelfstandignaamwoord 1. een plezierreisje met de boot Wij hebben in Giethoorn een boottochtje gemaakt met een fluisterboot. 2. een reis met de boot Toen mijn grootouders naar Indië gingen duurde de boottocht daarnatoe vele weken. ...

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

boottocht

boottocht - zelfstandig naamwoord uitspraak: boot-tocht 1. reis per boot ♢ de boottocht naar Amerika duurde vroeger veertien dagen Zelfstandig naamwoord: boot-tocht de boottocht de boott...

2025-07-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

boottocht

(de, -en), (ook:) feest op een boot die in de omgeving van de haven blijft rondvaren. Onze moeders kunnen vriendinnen worden en gezamenlijk een boottocht maken, een setdansi [zie setdans] of een vrouwencollectief oprichten (Roemer 1983:115). Opm.: Het is een manier om boren (I.3) onmogelijk te maken.

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Boottocht

s., boattocht.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

boottocht

m. boottochten (reis per [stoom]boot).

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boottocht

m. (-en; -je) tocht per boot: een -je organizeren.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Boottocht

m. (-en), reis per boot, m.n. in verkleinvorm: een boottochtje, een plezierreis per boot.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Boottocht

BOOTTOCHT, m. (-ten), reis per boot, inz. per stoomboot.