Wat is de betekenis van Bootsen?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bootsen

(bootste, heeft gebootst), 1. (dicht.) een beeld of beeldwerk in een weke stof vormen, modelleren; — afbeelden; schetsen, in beeld brengen op papier; — nietig aardekroost, uit slechte klei gebootst (Bild.), geschapen. 2. nadoen, naüpen; vgl. nabootsen.

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bootsen

bootsen - Werkwoord 1. (verouderd) uit zacht materiaal vormgeven in drie dimensies, plastisch vormen bootsen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boots Woordherkomst van het Oudfranse woord bocer "vormen" boots met uitgang -en Verwante begrippen boetseren

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bootsen

bootste, h. gebootst (eig. boetseren, modderen).

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bootsen

(bootste, heeft gebootst) Dicht. een beeld in een weke stof vormen: God heeft, uit een handvol klei, de mens gebootst.

2025-07-29
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Bootsen

(nabootsen, boetseeren), van ’t Fr. boche (en dit voor boce, spr. bootse) in de bet. van bult, verhevenheid; inzonderheid: verheven drijfwerk op steenen vervaardigd (de figuren zijn dus niet in den steen gebeiteld, maar er op, zooals de letters op een caoutchouc-stempel). Hieruit ontwikkelde zit de bet. van beeldwerk-maken, zoodat boots bij o...

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bootsen

BOOTSEN, (bootste, heeft gebootst), (dicht.) een beeld of loofwerk in eene weeke stof vormen, modelleeren; afbeelden; schetsen, in beeld brengen op papier; — nietig aardkroost, uit slechte klei gebootst, geschapen; — zich verbeelden, voorstellen; — iemand of iets in houding en gebaren naäpen; vgl. nabootsen.

2025-07-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Bootsen

Bootsen, bw. gel. (ik bootste, heb gebootst), boetseren.