Bootje
o. (-s), kleine boot (I); — bootje varen (jongenstaal) zich laten drijven op planken of balken.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), kleine boot (I); — bootje varen (jongenstaal) zich laten drijven op planken of balken.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
kleine boot. kleine boot. Voorbeelden: Ze draagt een jurk met diepe halsuitsnijding en als ze opduikt achter het muurtje en zich vooroverbuigt om het kind te vangen... [...]. Ik moet aan wat anders denken, zo is mij dat geleerd. (De grotten van Han: naar binnen met het bootje en het kanonschot bij het buitenvaren? Niet goed. De filmz...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
bootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bo 2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boot Synoniemen [1] boke
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: