Wat is de betekenis van boomkruipers?

boomkruipers - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord boomkruiper

vormen de familie Certhidae (zie zangvogels), die weinig geslachten en soorten telt en over de gehele wereld verspreid is, met uitzondering van Zuid-Amerika. Het grootste geslacht is Certhia, waartoe onze inlandse boomkruiper (C. brachydactyla) behoort. Zij leven van insecten, die zij op de wijze van spechten, klimmend langs boomstamm...

m. (mv.), vogelfamilie behorend tot de orde van de zangvogels. De familie van de boomkruipers, Certhiidae, telt vijf soorten, die voorkomen in Eurazië en Noord-Amerika (één soort). Het zijn kleine, bruinachtige vogels met een spitse, gebogen snavel. Zij zoeken hun voedsel (insekten) in boomschorsspleten en klimmen daarbij tegen d...

(Certhiidae). Vogelfamilie, nog dikwijls met de Boomkleverachtigen tot een enkele familie, die der 6erthiadae vereenigd, omdat tusschen beide familiën geen belangrijke verschillen bestaan. Van deze familie leeft in Nederland het boomkruipertje, Certhia familiaris, in Zuid-Holland ook grijs houtspechtje, in Noord-Brabant klampvogeltje, in Limbu...

Boomkruipers (Certhiadae) is eene fami­lie van de orde der zingvogels. Daartoe be­hoort het be­kende boomkruipertje (Certhia familiaris L.) met een vrij langen, gebo­gen en zeer dunnen snavel, met witte borst en buik, een bruinen staart en bruine vleu­gels , die wit en rood gevlekt zijn. Dit leven­dige vogeltje komt in geheel Europa v...