Wat is de betekenis van bogus?

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bogus

(1970) (< Eng.) vals, onecht, nep; fake; niet authentiek. Maar ook: onbetrouwbaar, oneerlijk. In het Engelse taalgebied al opgetekend in 1839. Onder Amerikaanse studenten betekent het (sedert ca. 1984) geweldig, uitstekend. Begin 19e eeuw was een "bogus" een machine die werd gebruikt om valse munten te maken. • Bogus Diamant Mijnen, onberei...

2025-07-27
Internet woordenboek

Ensie (2001)

bogus

Onzin.

2025-07-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bogus

[Am.; ontstaan in de 19e eeuw, herkomst onbekend] onecht, vals, nep.

2025-07-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Bogus

onecht, pseudo-, vals; bogyscompany, zwendelmaatschappij.

2025-07-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

bogus

(Eng. Am.) onecht, nagemaakt.