Borg
I. m. (-en), 1. persoon die zich voor een ander, voor het geval dat deze zijn verplichtingen niet nakomt, aansprakelijk stelt, thans alleen met betr. tot geldelijke verplichtingen: de borgen van de koper, huurder, aannemer; borgen stellen, opgeven; iern. als borg stellen; — borg spreken voor iem., zich borg stellen...