Bobber(d)
m. (-s), plomp persoon; iem. met een korte, ineengedrongen gestalte of met een dik, groot hoofd; — goedige dikkerd; — (dievent.) lichaam.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), plomp persoon; iem. met een korte, ineengedrongen gestalte of met een dik, groot hoofd; — goedige dikkerd; — (dievent.) lichaam.
Marc de Coster (1998)
steek de - platte (Rotterdamse?) verwensing: val dood, stik. Ook de bobber(d) steken‘sterven, doodgaan’. Vgl. de gelijkbeduidende uitdr. de moord steken. Bobber(d) is een Bargoens woord voor ‘lichaam, lijf (in die zin al vermeld door Koster Henke: op zijn bobbert krijgen ‘slaag krijgen’). Het wordt eveneens gebruikt als spottende benaming voor een...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: