Wat is de betekenis van Bobbekop?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bobbekop

m. (-pen), 1. dik hoofd; dikkop; 2. (flg.) nors, stug mens; dwarskop : 't is een echte bobbekop.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

bobbekop

(18e eeuw) (eigenlijk: rond gezwel) (scheldw.) iemand met een dik hoofd. Vandaar: lomp iemand; domkop; stijfkop. • Pak nou je biezen, Jou bobbekop. (J. de Regt: Mengel-dichten, Gezangen en kluchtspel De Nacht-wachts. 1710) • Want alhoewel die Schynheylige Bobbekop zo wel het vuylbekken bemint in de Daad, als een Schotel met Abkouder Mee...

2025-07-25
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

bobbekop

dwarskop. Eigenlijk: iemand met een dik, groot hoofd. Neen, Mevrouw, ik heb geen byzonder oogmerk omtrent Saartje. Ik zal haar volkomen haar eigen keuze laten doen; en, zo de jongen haar verdient te hebben, zal hy haar hebben, al hadt hy geen zesthalf in de waereld; maar zo zy dwaas genoeg was, om een knaap te willen hebben, dat een vlegel, of een...

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bobbekop

m. bobbekoppen (waterhoofd; scheldnaam dikkop, kinkel, dwarskop).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bobbekop

('bobbə) m. (-pen) [~ bobbel] I. Eig. dikke kop, uitwas nl. 1. dikke ronde uitwas aan planten. 2. waterhoofd. II. Metn. Scheldn. iemand met een bobbekop (I 2). dikkop. III. Metf, [van I 2] koppig, lomp mens.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bobbekop

m.(-pen), 1. dikhoofd; dikkop; 2. (fig.) nors, stug mens; dwarskop: het is een echte bobbekop.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bobbekop

BOBBEKOP, m. (-pen), waterhoofd; — (fig.) lomp, stug mensch; ’t is een echte bobbekop; dwarskop; — (ook) dik en rond uitwas aan planten.

Gerelateerde zoekopdrachten