Bobbekop
m. (-pen), 1. dik hoofd; dikkop; 2. (flg.) nors, stug mens; dwarskop : 't is een echte bobbekop.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-pen), 1. dik hoofd; dikkop; 2. (flg.) nors, stug mens; dwarskop : 't is een echte bobbekop.
Marc De Coster (2020-2025)
(18e eeuw) (eigenlijk: rond gezwel) (scheldw.) iemand met een dik hoofd. Vandaar: lomp iemand; domkop; stijfkop. • Pak nou je biezen, Jou bobbekop. (J. de Regt: Mengel-dichten, Gezangen en kluchtspel De Nacht-wachts. 1710) • Want alhoewel die Schynheylige Bobbekop zo wel het vuylbekken bemint in de Daad, als een Schotel met Abkouder Mee...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc de Coster (2007)
dwarskop. Eigenlijk: iemand met een dik, groot hoofd. Neen, Mevrouw, ik heb geen byzonder oogmerk omtrent Saartje. Ik zal haar volkomen haar eigen keuze laten doen; en, zo de jongen haar verdient te hebben, zal hy haar hebben, al hadt hy geen zesthalf in de waereld; maar zo zy dwaas genoeg was, om een knaap te willen hebben, dat een vlegel, of een...
Jozef Verschueren (1930)
('bobbə) m. (-pen) [~ bobbel] I. Eig. dikke kop, uitwas nl. 1. dikke ronde uitwas aan planten. 2. waterhoofd. II. Metn. Scheldn. iemand met een bobbekop (I 2). dikkop. III. Metf, [van I 2] koppig, lomp mens.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m.(-pen), 1. dikhoofd; dikkop; 2. (fig.) nors, stug mens; dwarskop: het is een echte bobbekop.
J.H. van Dale (1898)
BOBBEKOP, m. (-pen), waterhoofd; — (fig.) lomp, stug mensch; ’t is een echte bobbekop; dwarskop; — (ook) dik en rond uitwas aan planten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: