blauwen (blauwde heeft en is geblauwd)
blauwen (blauwde heeft en is geblauwd) - I. (overg.) 1. blauw verven, blauw (oneig.) maken, b.v. van kalk, linnengoed, staal ; 2. (gew.) smokkelen, sluiken; 3. (gew.) de school —, spijbelen, de school verzuimen, II. (onoverg.) blauw worden of zijn: de lucht begint te —. Het blauwen van staal (d.w.z. staal voorzien van een blauwe oxide...