Wat is de betekenis van Bezigheid?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezigheid

v. (...heden), dat waarmee men bezig is, werk, verrichting : met bezigheden overladen zijn ; hij is altijd vol bezigheden ; nuttige bezigheid zoeken ; hij verkwist zijn tijd met ledige bezigheid, in schijn heeft hij het altijd druk, doch inderdaad voert hij niets uit; — in ’t bijz.: beroepswerkzaamheid : iem.’s da...

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bezigheid

bezigheid - Zelfstandignaamwoord 1. iets waarmee men bezig is De dokter stopte met zijn bezigheden toen hij plotseling het alarm hoorde afgaan. Woordherkomst Afgeleid van bezig met het achtervoegsel -heid. Synoniemen activiteit

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bezigheid

bezigheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: be-zig-heid 1. ergens mee bezig zijn ♢ televisiekijken is zijn voornaamste bezigheid Zelfstandig naamwoord: be-zig-heid de bezigheid de bezig...

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bezigheid

s., be(u)zichheit, oanslach, drokte, besonje, besúnje; bezigheden, hantrekken, pl.; lichte —, pielen (it) gepiel (it), pielderij; geenhebben, neat to forstriken hawwe; een kleine voor iem. verrichten, een hantaest foar immen dwaen; totgeneigde aard, be(u...

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezigheid

v. bezigheden (de hoedanigheid, de toestand van bezig te zijn; meest. dat, waarmee men bezig is: werk, arbeid): ik heb bezigheden, mijn tijd is bezet.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bezigheid

v. (...heden) iets waar men mee bezig is : drukke ...heden; hij verliest zijn tijd met ledige ...heden, hij is schijnbaar werkzaam, maar voert niets uit. Syn. →: arbeid.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bezigheid

v. (-heden), 1. de hoedanigheid van bezig te zijn; 2. dat waarmee men bezig is, werk, verrichting: met bezigheden overladen zijn; nuttige zoeken; beroepswerkzaamheid: iemands dagelijkse bezigheden.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bezigheid

BEZIGHEID, v. (...heden), werk, bedrijf, verrichting met bezigheden overladen zijn; hij is altijd vol bezigheden; nu weer aan de bezigheid !, nu weer aan ’t werk; nuttige bezigheid zoeken; — hij verkwist zijn tijd met ledige bezigheid, in schijn heeft hij het altijd druk, doch inderdaad voert hij niets uit; — (Z. A.) handelszaak.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Bezigheid

zie Arbeid.